woensdag 22 december 2021

Gedachten


Vandaag, op deze zonnige, maar koude winterdag, toog ik, na de auto van een ijslaag te hebben bevrijd, naar de supermarkt in het centrum, waar de verder gesloten winkels nergens beter konden getuigen van de lockdown dan juist hier in de stad.

Bij de supermarkt stond op gepaste afstand van het voorbijlopende publiek, een man met mondkapje op, en in zijn hand een krant/tijdschrift. Ik signaleerde de man vanuit mijn ooghoeken, liep hem voorbij, en deed alsof ik hem niet hoorde toen ik hem zachtjes goedemorgen mevrouw hoorde zeggen.

Bij het binnengaan in de supermarkt trof me de weldadige warmte, de kerstmuziek, de uitgestalde luxe etenswaren en de goederen, maar ook de mensen die er rondliepen met vrolijke gezichten, duidelijk te zien ondanks de maskers. Hier ging je vrijwillig in lockdown.

Na bijna een uur - ik had alle tijd genomen - en ik met de volle kar naar buiten liep, zag ik de man met het krantje nog steeds op dezelfde plaats staan. En weer sprak hij in het voorbijgaan mij aan met goedemorgen mevrouw. En weer negeerde ik hem.

Onderweg naar mijn auto die een eind verder op de parkeerplaats stond, dacht ik aan de man die daar in de kou probeerde om nog iets van zijn bestaan te maken door urenlang te proberen een paar euro te verdienen door een krantje te verkopen. En plotseling wist ik dat ik bij het terugbrengen van de kar gewoon naar hem toe zou gaan om hem geld te geven. Ondanks de lichte gene die ik altijd voel in dit soort situaties. Als een soort gutmensch gedachte waar ik wars van ben, of probeer te zijn.

In de verte zag ik hem staan. Mensen liepen hem voorbij, te druk met hun eigen besognes.

Ik zette de kar binnen, en bij het weer naar buiten gaan keek ik naar de man en liep recht op hem af. Ik groette hem. Hij keek mij aan, en ik zag dat hij donkere ogen had. Mooie ogen vond ik. Dag mevrouw, zei hij.

Ik begon een gesprekje met hem. Dat ging moeizaam omdat hij geen Nederlands verstond; "een hele kleine beetje", zei hij met lachende ogen. Maar wonderwel begrepen we elkaar toch wel. Het krantje bleek de daklozenkrant De Riepe *) te zijn. Ik had er nog nooit van gehoord of gelezen, maar mijn vertrouwen dat het koosjer was groeide. Ik gaf hem geld, meer dan het krantje kostte, en maakt hem duidelijk dat hij dit exemplaar mocht houden, om opnieuw te verkopen. Weer lachten zijn ogen. Hele erge dank mevrouw.

Het voelde oké, ondanks dat de gene nog niet helemaal verdwenen was.

Toen ik de straat, waar aan de overkant mijn auto geparkeerd stond, wilde oversteken, stopte er een luxe auto voor mij. De raampjes zoefden open, en ik ontwaarde een man achter het stuur met een jongen naast hem op de passagiersplaats, die op dat moment een vette hap naar binnen werkte. De man vroeg op licht opgewonden toon of hij het goed had gezien dat ik die vent een paar euros had gegeven. Toen ik zijn vraag bevestigend beantwoordde, kwam hij los. Het zijn oplichters, zei hij. Allemaal nep. Die man wordt s'ochtends met een grote slee van een wagen afgezet. In de buurt waar hij woonde is de kerel ook vaak gesignaleerd, en mensen hebben gezien dat hij zooo'n stapel bankbiljetten bij zich had! Zijn handen gaven de grote van de stapel aan. En mijn zoon, hij wees naar opzij waar de jongen net de laatste hap nam van zijn versnapering, zag dat die kerel schoenen droeg van een heel duur merk. Nou dan weet je het wel, zei hij op een samenzweerderige toon, zijn ogen half dichtgeknepen. Ik wil u gewoon waarschuwen!

Ach, zei ik, die man stond daar in de kou, en ik wilde hem gewoon even wat vriendelijkheid geven. Ik weet niet wat zijn achtergrond is, en waarom hij dit doet, maar ik denk dat het niet erg is als je iemand iets geeft. Zelfs een oplichter heeft af en toe wat medemenselijkheid nodig, denkt u niet? Maar ik dank u vriendelijk voor deze mededeling. Erg attent van u.

De man achter het stuur ontspande zijn gezicht, en zei nog dat we elkaar natuurlijk altijd moesten helpen. Hij wenste me heel goede feestdagen, en een gelukkig nieuwjaar. Ik wenste hem en zijn zoon hetzelfde en we lachten elkaar toe.

En toen werd ik ineens omarmd door het ware kerstgevoel, of zoiets...

*) Link naar Daklozenkrant De Riepe

 

1 opmerking:

  1. Ik had wel eens van De Riepe gehoord, en ook een keer een exemplaar gekocht, lang geleden.
    Riepe is een Gronings woord voor "stoep" of "trottoir"; het is een krant die op straat verkocht wordt, vandaar.
    De verkopers, daklozen of mensen die anderszins niet aan de bak komen, mogen een deel van het geld houden, de rest dragen ze af aan de organisatie die daarmee de krant financiert en probeert deze mensen betere kansen te geven door b.v. werkbemiddeling bij werkgevers die ze een kans willen geven.

    BeantwoordenVerwijderen