Ooit als arrêt voor de dagelijkse boemel
halfslapend in lommerrijk luister
onbewogen wachtend tot later op de dag
als stilte zich terugtrekt om de
knarsepieper te laten binnenkomen
openklappende en sluitende portieren
gonzende geluiden van druk gewoel
het stationnetje voor korte tijd bewoond
door plusieurs personne in de salle d'attente
totdat op hoge toon het sein gegeven wordt
dat de stilte terug kan keren
op de klank van de wind in de bomen
Nu, een tweede leven, als vaste domicilie
voor rust, en enkelen die zochten en vonden;
het geruisloze genot van een deuxième maison
en France
dinsdag 4 december 2012
woensdag 24 oktober 2012
Blauwe wolken
Ik zie wolken; grijze en blinkend witte, en een blauwe lucht.
Vroeger, als kind, tekende ik een witte lucht met blauwe wolken.. Waarom eigenlijk?
Diep gravend in het verleden, me de sfeer en het gevoel herinnerend van het tekenen op de achterkant van een stuk behang, of op een kladblokje met van dat poreuze papier, waar je beter niet met inkt op kon schrijven of tekenen, omdat er dan van die vlekjes konden ontstaan die geen onderdeel waren van de tekening of de letters van het woord wat je schreef, kwam het antwoord langzaam naar boven.
Ik ben een oerhollands kind, opgegroeid in de stad Nijmegen. En ook daar waren de luchten vaak wit en blauw. Ook vaak loodgrijs, maar daarover een andere keer. Als ik naar boven keek, zag ik meer wit (de wolken) dan het blauw van de lucht. Echt Hollands dus.
Maar ik zag blauwe wolkachtige vormen. En het wit van de wolken zag ik als de lucht waarin de blauwe wolken zweefden.
Een soort Rorschach effect eigenlijk, maar dan zonder die inktvlek..
De beeldend kunstenaar Therese probeerde mij met haar kennis van zaken duidelijk te maken dat er een logische, minder dromerige verklaring was voor het blauw inkleuren van de wolken, namelijk dat een kind meestal een wit papier aangeboden krijgt om een tekening te maken. Dus als er dan een wolkenlucht gemaakt moet worden, worden er geen witte wolken gemaakt, maar blauwe omdat het wit al ruim aanwezig is.
Tja, heel logisch. Toch voel ik meer voor mijn eigen, niet logische, verklaring. Want hoe meer mij laat verzinken in die langvervlogen tijd waarin ik niets liever deed dan het tekenen van droomachtige landschappen, hoe meer ik er van overtuigd raak dat ik echt blauwe wolken zag zweven.
Therese heeft waarschijnlijk gelijk, want zij is de deskundige op dit gebied.
Maar ik laat mij toch liever meevoeren hoog in de lucht op de blauwe wolken...
Vroeger, als kind, tekende ik een witte lucht met blauwe wolken.. Waarom eigenlijk?
Diep gravend in het verleden, me de sfeer en het gevoel herinnerend van het tekenen op de achterkant van een stuk behang, of op een kladblokje met van dat poreuze papier, waar je beter niet met inkt op kon schrijven of tekenen, omdat er dan van die vlekjes konden ontstaan die geen onderdeel waren van de tekening of de letters van het woord wat je schreef, kwam het antwoord langzaam naar boven.
Ik ben een oerhollands kind, opgegroeid in de stad Nijmegen. En ook daar waren de luchten vaak wit en blauw. Ook vaak loodgrijs, maar daarover een andere keer. Als ik naar boven keek, zag ik meer wit (de wolken) dan het blauw van de lucht. Echt Hollands dus.
Maar ik zag blauwe wolkachtige vormen. En het wit van de wolken zag ik als de lucht waarin de blauwe wolken zweefden.
Een soort Rorschach effect eigenlijk, maar dan zonder die inktvlek..
De beeldend kunstenaar Therese probeerde mij met haar kennis van zaken duidelijk te maken dat er een logische, minder dromerige verklaring was voor het blauw inkleuren van de wolken, namelijk dat een kind meestal een wit papier aangeboden krijgt om een tekening te maken. Dus als er dan een wolkenlucht gemaakt moet worden, worden er geen witte wolken gemaakt, maar blauwe omdat het wit al ruim aanwezig is.
Tja, heel logisch. Toch voel ik meer voor mijn eigen, niet logische, verklaring. Want hoe meer mij laat verzinken in die langvervlogen tijd waarin ik niets liever deed dan het tekenen van droomachtige landschappen, hoe meer ik er van overtuigd raak dat ik echt blauwe wolken zag zweven.
Therese heeft waarschijnlijk gelijk, want zij is de deskundige op dit gebied.
Maar ik laat mij toch liever meevoeren hoog in de lucht op de blauwe wolken...
dinsdag 2 oktober 2012
Cyclus
In de tuin van de nadagen
ligt in een schijnbare aarzeling
tussen geel en donkerbruin
tijdspanne van nu naar later
het besluit besloten
van de totale overgave
aan voorzichtig tot uitbundig groen
ligt in een schijnbare aarzeling
tussen geel en donkerbruin
tijdspanne van nu naar later
het besluit besloten
van de totale overgave
aan voorzichtig tot uitbundig groen
maandag 3 september 2012
Septembris
In de nazomer geboren
brengt het haar elk jaar
de nostalgie
van de nieuwe klas;
geur van potloodslijpsel,
een vleugje wrijfwas,
de diep gekerfde bank.
Het podium waar ze
acte de presence mag geven,
heel onzeker mag trakteren
in zomerkleren die te koud zijn,
de wollen trui te warm.
Het krassende krijt,
de stem van de meester,
wekt verlangen naar streling
van wind langs huid en haren.
Later tilt de septemberwind
haar met een zweem van zwoelte,
naar hoger sferen, terwijl
Virgo haar houdt bij de aarde.
Elke nazomer laat ze zich meeslepen
door de herinnering
aan de wind die lucht kreeg
van naderende weelde
© Marijke van der Scheer, 2008
Eerder gepubliceerd op onze eigen website en in
Drents Letterkundig Tiedschrift Roet, Winter 2008-2009
donderdag 9 augustus 2012
Uit het barre land
Het boek Uit het barre land van Aleida Leeuwenberg staat al zo'n 35 jaar in mijn boekenkast. Zo nu en dan pak ik het weer eens in mijn hand, om het bijvoorbeeld af te stoffen, maar meer nog om de herinnering aan het verhaal achter dit boek - waardoor juist dit boek tussen alle andere zo speciaal is voor mij - weer tot leven te roepen.
Uit het barre land bestaat uit een verzameling brieven, geschreven door Aleida zelf, gericht aan haar concubijn en huisvader Wobbe. Overigens werd het eerste deel van dit boek geschreven tijdens een moeizame en gevaarvolle tocht per schip door de binnenlanden van Frankrijk, toen man Wobbe nog wel aanwezig was. De twee kinderen Bolle een Ertje zijn dan vijf en één jaar oud. Man Wobbe vertrekt naar Nederland om met betaalde gasten te gaan varen, terwijl Aleida met haar twee kinderen achter blijft in Frankrijk in het gehucht Le Paradis. We schrijven het jaar 1972.
De zeer humoristische stijl van Aleida Leeuwenberg maak het lezen van deze brieven tot een plezierige aangelegenheid. Vaak heb ik scènes herlezen om dan, evenals de eerste keer, weer uitbundig te schateren. Een voorbeeld:
We schrijven het jaar 1977.
Ik woonde met man en kinderen in een klein dorp ergens in Nederland. De kinderen waren toen zeven en tien jaar oud. Mijn man werkte als jeugd- en jongerenwerker. En in één van die dagen geschiede het dat hij met een aantal jongeren een boottocht ging maken op een oude tjalk met een echte schipper en zijn vrouw aan boord. Ze zouden drie dagen verblijven op het schip, waar ze het dagelijkse comfort van bad, douche en toilet zouden moeten missen. Uitbundig beschreef mijn man later hoe heerlijk primitief alles was geweest, maar meer nog, hoe ze zich kranig hadden geweerd, de jongeren, als de nood het hoogst was. Het leek bij tijd en wijle wel een verhaal uit Uit het barre land.
Met de schippersvrouw had mijn man een prettig contact, zodanig dat er later, mede door zijn wel erg enthousiaste verhalen over haar, zich een lichte jaloezie van mij meester maakte. (een heel lichte maar hoor).
Hij besprak met haar bijvoorbeeld hoe wij elk jaar weer onze vakantie doorbrachten in Frankrijk, altijd op dezelfde plaats aan de de rivier de Ardeche. Dit jaar wilden we eigenlijk het liefst een keer gewoon in Nederland blijven, maar we hadden nog geen keuze gemaakt waar we zouden willen verblijven. Toen bood de aardige schippersvrouw mijn man haar huis in Makkum aan, waar zij voorlopig toch niet zou wonen omdat zij de hele zomer op het schip zou blijven werken. Het kwam haar goed uit dat het huis af en toe bewoond werd en wij hadden een vakantieadres. En zo geschiede.
Op een mooie warme zomerdag reden we met onze twee kinderen naar het romantische Makkum. Het huisje lag, zoals zoveel huizen in Makkum, aan het water. Vele bruggetjes maakten het mogelijk om naar de overkant van het water te lopen om bijvoorbeeld je overburen te bezoeken. We traden binnen, en toen begon de droom. Het was alsof ik in het binnenste van een schip stapte. Het rook er naar de machinekamer van een schip, of wat ik me zo voorstel hoe een machinekamer van een schip ruikt. De geur van net afgekoelde hete olie? Ook was het alsof ik, door de beschrijvingen in het boek Uit het barre land over het interieur van het schip, in het boek zelf was terechtgekomen.
Het piepkleine halletje hing vol met reddingsboeien, scheepstouwen en zelfs een heus anker. De huiskamer was gemeubileerd met een bank, gemaakt van houten kratten, overlapt met een soort van grand foulard oftewel een oud gordijn. Een kleine tafel ernaast en wat franse stoeltjes completeerden het interieur wat betreft het zitcomfort. Aan de muur hing een schilderij, een aquarel van een tjalk in zware storm. Dwars door de kamer was een lijn gespannen, waaraan een erg stijve spijkerbroek te drogen hing.
Indrukwekkend was de langste muur die geheel bestond uit planken met boeken, veel boeken.
Ze zeggen wel eens: laat mij uw boekenkast zien en ik zal zeggen wie u bent, en ik was benieuwd naar de schippersvrouw, die de bezitster was van deze lange rij leesvoer.
Zo ontdekte ik tussen alle andere, voor mij heel interessante boeken, waar ik vast van plan was, om ze tijdens ons korte verblijf hier er zeker één te lezen, tot mijn grote verrassing ook het boek Uit het barre land. Maar eigenlijk was het toch ook niet zo verwonderlijk dat het boek hier werd aangetroffen. Er waren immers grote overeenkomsten met de hoofdpersoon van het boek en de schippersvrouw die het boek had aangeschaft. Het zal haar om deze reden vast hebben aangesproken.
Een paar dagen later nam mijn man het boek ook eens ter hand en bekeek op de achterflap de foto van de schrijfster Aleida Leeuwenberg. Daarna bekeek hij mij en zei: dat is ze, de schippersvrouw, de vrouw van de schipper waar ik deze zomer mee heb gevaren op die primitieve tjalk!
Ik was dus - mijn gevoel was terecht - bijna letterlijk, in het boek terechtgekomen! Bovendien bleek het gezegde laat mij uw boekenkast zien en ik zal zeggen wie u bent op letterlijke waarheid te berusten...
Een dag later kwam één van de zonen van de vrouw des huizes oftewel Aleida Leeuwenberg, 'schoon goed' halen. Hij logeerde bij een vriendje. Hij trok de droge stijve spijkerbroek van de lijn en verdween binnen een kwartier, na een korte groet en een zwaai weer van het toneel.
Dat moet Bolle zijn geweest.
Uit het barre land bestaat uit een verzameling brieven, geschreven door Aleida zelf, gericht aan haar concubijn en huisvader Wobbe. Overigens werd het eerste deel van dit boek geschreven tijdens een moeizame en gevaarvolle tocht per schip door de binnenlanden van Frankrijk, toen man Wobbe nog wel aanwezig was. De twee kinderen Bolle een Ertje zijn dan vijf en één jaar oud. Man Wobbe vertrekt naar Nederland om met betaalde gasten te gaan varen, terwijl Aleida met haar twee kinderen achter blijft in Frankrijk in het gehucht Le Paradis. We schrijven het jaar 1972.
De zeer humoristische stijl van Aleida Leeuwenberg maak het lezen van deze brieven tot een plezierige aangelegenheid. Vaak heb ik scènes herlezen om dan, evenals de eerste keer, weer uitbundig te schateren. Een voorbeeld:
Democratie hoor, je reinste Democratie heerst hier, en Ertje krijgt inspraak. Dat gaat zo:
'Ertje, jij mag kiezen wat we gaan spelen. Wat wil je, boot of vliegtuig?' (zei Bolle)
'Fiegtuig.'
'HèèHèèHèè Wat wil je, rottig vliegtuig spelen of heel leuk boot?'
'Fiegtuig.'
'Bij vliegtuig spelen hoort slaan en schoppen en neerstorten hoor, nou wat wil je, leuk boot of slaan en schoppen en knijpen in een vliegtuig?'
'Fiegtuig.'
'Nou goed dan. We doen vliegtuig. Stap maar in. Ik was de piloot. Vrrrrrrrrrrm Iiiiiiiiiii. BOEM. Het vliegtuig stortte neer. Het kwam in het water. Kijkis, het drijft! Nu is het een boot. We varen!'
'Ertje, jij mag kiezen wat we gaan spelen. Wat wil je, boot of vliegtuig?' (zei Bolle)
'Fiegtuig.'
'HèèHèèHèè Wat wil je, rottig vliegtuig spelen of heel leuk boot?'
'Fiegtuig.'
'Bij vliegtuig spelen hoort slaan en schoppen en neerstorten hoor, nou wat wil je, leuk boot of slaan en schoppen en knijpen in een vliegtuig?'
'Fiegtuig.'
'Nou goed dan. We doen vliegtuig. Stap maar in. Ik was de piloot. Vrrrrrrrrrrm Iiiiiiiiiii. BOEM. Het vliegtuig stortte neer. Het kwam in het water. Kijkis, het drijft! Nu is het een boot. We varen!'
We schrijven het jaar 1977.
Ik woonde met man en kinderen in een klein dorp ergens in Nederland. De kinderen waren toen zeven en tien jaar oud. Mijn man werkte als jeugd- en jongerenwerker. En in één van die dagen geschiede het dat hij met een aantal jongeren een boottocht ging maken op een oude tjalk met een echte schipper en zijn vrouw aan boord. Ze zouden drie dagen verblijven op het schip, waar ze het dagelijkse comfort van bad, douche en toilet zouden moeten missen. Uitbundig beschreef mijn man later hoe heerlijk primitief alles was geweest, maar meer nog, hoe ze zich kranig hadden geweerd, de jongeren, als de nood het hoogst was. Het leek bij tijd en wijle wel een verhaal uit Uit het barre land.
Met de schippersvrouw had mijn man een prettig contact, zodanig dat er later, mede door zijn wel erg enthousiaste verhalen over haar, zich een lichte jaloezie van mij meester maakte. (een heel lichte maar hoor).
Hij besprak met haar bijvoorbeeld hoe wij elk jaar weer onze vakantie doorbrachten in Frankrijk, altijd op dezelfde plaats aan de de rivier de Ardeche. Dit jaar wilden we eigenlijk het liefst een keer gewoon in Nederland blijven, maar we hadden nog geen keuze gemaakt waar we zouden willen verblijven. Toen bood de aardige schippersvrouw mijn man haar huis in Makkum aan, waar zij voorlopig toch niet zou wonen omdat zij de hele zomer op het schip zou blijven werken. Het kwam haar goed uit dat het huis af en toe bewoond werd en wij hadden een vakantieadres. En zo geschiede.
Op een mooie warme zomerdag reden we met onze twee kinderen naar het romantische Makkum. Het huisje lag, zoals zoveel huizen in Makkum, aan het water. Vele bruggetjes maakten het mogelijk om naar de overkant van het water te lopen om bijvoorbeeld je overburen te bezoeken. We traden binnen, en toen begon de droom. Het was alsof ik in het binnenste van een schip stapte. Het rook er naar de machinekamer van een schip, of wat ik me zo voorstel hoe een machinekamer van een schip ruikt. De geur van net afgekoelde hete olie? Ook was het alsof ik, door de beschrijvingen in het boek Uit het barre land over het interieur van het schip, in het boek zelf was terechtgekomen.
Het piepkleine halletje hing vol met reddingsboeien, scheepstouwen en zelfs een heus anker. De huiskamer was gemeubileerd met een bank, gemaakt van houten kratten, overlapt met een soort van grand foulard oftewel een oud gordijn. Een kleine tafel ernaast en wat franse stoeltjes completeerden het interieur wat betreft het zitcomfort. Aan de muur hing een schilderij, een aquarel van een tjalk in zware storm. Dwars door de kamer was een lijn gespannen, waaraan een erg stijve spijkerbroek te drogen hing.
Indrukwekkend was de langste muur die geheel bestond uit planken met boeken, veel boeken.
Ze zeggen wel eens: laat mij uw boekenkast zien en ik zal zeggen wie u bent, en ik was benieuwd naar de schippersvrouw, die de bezitster was van deze lange rij leesvoer.
Zo ontdekte ik tussen alle andere, voor mij heel interessante boeken, waar ik vast van plan was, om ze tijdens ons korte verblijf hier er zeker één te lezen, tot mijn grote verrassing ook het boek Uit het barre land. Maar eigenlijk was het toch ook niet zo verwonderlijk dat het boek hier werd aangetroffen. Er waren immers grote overeenkomsten met de hoofdpersoon van het boek en de schippersvrouw die het boek had aangeschaft. Het zal haar om deze reden vast hebben aangesproken.
Een paar dagen later nam mijn man het boek ook eens ter hand en bekeek op de achterflap de foto van de schrijfster Aleida Leeuwenberg. Daarna bekeek hij mij en zei: dat is ze, de schippersvrouw, de vrouw van de schipper waar ik deze zomer mee heb gevaren op die primitieve tjalk!
Ik was dus - mijn gevoel was terecht - bijna letterlijk, in het boek terechtgekomen! Bovendien bleek het gezegde laat mij uw boekenkast zien en ik zal zeggen wie u bent op letterlijke waarheid te berusten...
Een dag later kwam één van de zonen van de vrouw des huizes oftewel Aleida Leeuwenberg, 'schoon goed' halen. Hij logeerde bij een vriendje. Hij trok de droge stijve spijkerbroek van de lijn en verdween binnen een kwartier, na een korte groet en een zwaai weer van het toneel.
Dat moet Bolle zijn geweest.
maandag 18 juni 2012
Met jou
Met
jou wil ik wonen
in samengevoel
bergen verzetten
in ruimdenkende kamers
bevlogen vliegend
door wind en vleugelslagen
gedragen,
de wereld bezielen
het huis vullen met
klaterlach en geuren van
versgebakken brood
en spelen met
gedachten over wat nog komen gaat
en nog mag gebeuren
Met jou wil ik wonen
©Marijke van der Scheer
in samengevoel
bergen verzetten
in ruimdenkende kamers
bevlogen vliegend
door wind en vleugelslagen
gedragen,
de wereld bezielen
het huis vullen met
klaterlach en geuren van
versgebakken brood
en spelen met
gedachten over wat nog komen gaat
en nog mag gebeuren
Met jou wil ik wonen
©Marijke van der Scheer
Gedicht gemaakt voor mijn man Gauke. Op onze huwelijksdag (14-05-2004) voorgedragen door Cobi de Jonge, lid van de dichtersgroep De Clique, vriendin én die dag onze trouwambtenaar.
zondag 29 april 2012
maandag 9 april 2012
Koffie
Zoals een kat
die zich de plek van rust
heeft toegeëigend
in vage vormen
van kleine hete teugjes
tongstrelend, zinnenprikkelend
niet hoeven denken aan wat was
of wat nog moet gebeuren
mijn heden is heel graag nu
[Eerder gepubliceerd op Zonzijde weblog]
die zich de plek van rust
heeft toegeëigend
draai ik mij
in mijn element
gedachten dringen
nog slechts doorin vage vormen
de geur brengt mij weer
thuis
hier wil ik blijven voor
altijd
dan volgt het
langzame genietenvan kleine hete teugjes
tongstrelend, zinnenprikkelend
niet hoeven denken aan wat was
of wat nog moet gebeuren
mijn heden is heel graag nu
tot dit moment voorbij is
mijn kop leeg is
en mijn hoofd weer vol
[Eerder gepubliceerd op Zonzijde weblog]
zaterdag 25 februari 2012
Tijdelijk Thuis
De gesloten ramen
van het stille huis
gaven ons geen inzicht
de verbeelding verborgen
voor de schrijvers van nu
op de Benderse Berg
Wel weids uitzicht
van heide bomen en water
muzen van de schrijver van toen
Hier in deze broedplaats
heeft hij gedacht
geschreven en gezwegen
dicht bij het vlammend vuur
Het huis is met zijn omgeving
als een eeuwig verbond
één geworden met de tijd
Onder de nok tegen de gevel
ontdekken we bij nader inzien
een verlaten zwaluwnest
©Marijke van der Scheer
Dit gedicht beschrijft het huisje 'Het Keuterijtje', dat werd bewoond door de schrijver Anne de Vries
donderdag 26 januari 2012
Meanderen
Te
leven als een beek
in grillig land
in grillig land
ogenschijnlijk
stromend
met een streven
kalm, kabbelend,
in elke bocht
een nieuwe kijk
soms schijnbaar statisch
- de spiegel glad en glanzend -
rustend op meanderbanken
met een streven
kalm, kabbelend,
in elke bocht
een nieuwe kijk
soms schijnbaar statisch
- de spiegel glad en glanzend -
rustend op meanderbanken
dan
weer bruisend, woelig
van frisse overmoed
van frisse overmoed
langs
steile oevers
-
waar ijsvogels nestelen -
naar een onzichtbare einder
naar een onzichtbare einder
in een eindeloze tijd
Eerder gepubliceerd op Zonzijde weblog
zondag 22 januari 2012
Abonneren op:
Posts (Atom)