Steeds meer dringt het besef tot me door dat er bijna nooit aandacht is gegeven in mijn jeugd, en ook niet daarna, aan het vreselijke bombardement in Nijmegen, 22 februari 1944. Ik ben in 1946 geboren in Nijmegen, en ik kan me niet herinneren dat wij op school tijdens het vak Geschiedenis uitgebreid op de hoogte werden gebracht van de verschrikkingen van die dag, waarbij een groot deel van het historische centrum werd weggevaagd. En dat terwijl het relatief nog maar heel kort geleden was. De leerkrachten moesten toch allemaal, behalve zij, die niet uit Nijmegen kwamen, toch persoonlijke herinneringen hebben gehad aan die fatale dag, lijkt mij. Er werd wel verteld dat het bombardement een vergissingsbombardement was van de geallieerden die eigenlijk de stad Kleve, vlakbij Nijmegen, net over de grens, wilden vernietigen, maar te vroeg de bommen lieten vallen. En die faliekante fout moest zo snel mogelijk de doofpot ingaan, is de theorie nu. Wel werd er verteld dat 'de Amerikanen' grote spijt betuigden, en door middel van grote financiële bijdragen hebben geholpen om Nijmegen weer op te bouwen. Daar werd, herinner ik mij, meer de nadruk op gelegd dan de ellende en verschrikkingen die deze vergissing hebben teweeggebracht bij vele gezinnen.
We moesten dankbaar zijn.
1949.
Met mama naar de stad lopen, dat was magie. Vanuit de Singendonckstraat door het Julianapark en De Wedren of via de Staringstraat naar de Oranjesingel waar we moesten oversteken.
Eenmaal aan de overkant hield de bestrating grotendeels op. Even verderop een groot braakliggend terrein. Met als enige markante punt de Mariënburgkapel. We liepen door het zand, en als het geregend had door de modder, naar het deel van de binnenstad dat nog overeind stond. Waar de winkels waren en de gezelligheid. Waar ranja en iets lekkers op me wachtten.
Een paar maanden later.
Oma klopte op het raam, en ik zag een gezicht met een brede lach. 'Maak gauw open', riep ze. Bij binnenkomst vertelde ze dat er een HEMA gebouwd was op het braakliggende terrein Mariënburg. Zullen we gaan kijken? Ik wist niet wat hema was, maar kreeg een beeld van een soort paleis met licht en vrolijkheid waar we naartoe zouden gaan, oma, mama en ik, en misschien mijn zusje die in 1947 was geboren en vast niet alleen achter gelaten zou worden. Maar dat herinner ik me niet meer.
Toen we via de Staringstraat de Oranjesingel overstaken, waar aan overkant de Staringstraat zich voortzette, zag ik het gebouw al liggen. Een vierkant blok van hout en staal. Geen paleis dus. Eromheen nog steeds dat vermaledijde zand.
Het was druk daarbinnen, de mensen liepen door elkaar, zoekend en graaiend naar spullen. Mama zei dat het haar erg tegenviel allemaal. Ze vond het ordinair. Een woord dat ze vaak gebruikte als ze geconfronteerd werd met, in haar ogen, het volkse.
Het had ook niet de allure van de oude HEMA in het historische pand dat ten prooi was gevallen bij het bombardement, en waar zijzelf had gewerkt als eerste verkoopster bij de afdeling parfumerie.
Zo snel mogelijk wilde ze weer naar buiten. Weg van de herinnering aan wat was en niet meer zou terugkeren.
Drommen mensen probeerden zich een weg te banen in het noodgebouw naar iets moois, iets wat weer kleur zou geven aan het grijze dagelijkse bestaan van hun leven in de naoorlogse staat van wederopbouw.
Toen we eindelijk het pand konden verlaten en ik mijn moeder een zucht van verlichting hoorde slaken, hoorde ik ook hoe de zucht overging in een verschrikte krijs. Ze keek me aan, en wees op de grote teddybeer die ik in mijn armen had geklemd. Ik herinner me niet dat ik de beer had gepakt en meegenomen, maar wel de stevige hand van mama die me, dwars door de menigte, meesleurde naar de uitgang.
Oma ontfermde zich over me, terwijl mama de beer uit mijn armen trok en weer de drukte inging om deze terug te brengen.
Toen huilde ik om het verlies, en was ik boos op haar. Nu vind ik mijn moeder dapper dat ze, ondanks haar afkeer, toch weer naar binnen durfde gaan om recht te doen.
In mijn herinnering heeft het lang geduurd tot er weer normale bestrating was die naar de stad, de binnenstad leidde. Nog zie ik het beeld van de Mariënburgkapel hoog op de heuvel als alleenstaande kerk, met rondom zand en puin, waar je moest afdalen richting oude binnenstad.
Mijn moeder vertelde me, vele jaren later, dat zij op de dag dat de bommen vielen, in haar eentje over de Waalbrug wandelde. Ze was zes maanden zwanger van haar eerste kind. Ze woonde met mijn vader dichtbij de Waalbrug, en had zin om er even op uit te gaan. Vanuit het niets, er was geen luchtalarm afgegeven, of was net weer gestopt, zag ze vliegtuigen in de verte, en voor haar gevoel letterlijk als een donderslag bij heldere hemel hoorde ze een oorverdovend lawaai, het leek een aardbeving, want de brug leek heen en weer te zwiepen. Zo snel ze kon rende ze terug naar huis, maar halverwege kon ze niet verder. Een felle pijn doorkliefde haar lichaam, en ze besefte dat het weeën waren. Door de stress waren ze op gang gekomen. Mijn moeder beviel via een keizersnede, waarbij tijdens de operatie pas bleek dat het om een buitenbaarmoederlijke zwangerschap ging. Ze had tijdens de zwangerschap wel vaker pijnen gehad, maar daar werd toen geen aandacht aan besteedt, en werd niet onderzocht. Maar de zwangerschap had niet veel langer mogen duren, want dan zou ze het niet overleefd hebben. Een geluk bij een vreselijk ongeluk zou je kunnen zeggen, hoe bizar ook. Ik zou in elk geval niet geboren zijn als zij toen was overleden.
Ik heb Nijmegen verlaten op mijn 19e, toen ik trouwde met de vader van mijn kinderen.
Maar in mijn dromen komt Nijmegen nog altijd voor als de stad, mijn stad, waar ik altijd naar terug zal verlangen, hoe gelukkig ik hier in het noorden ook ben met mijn nieuwe liefde, mijn man.
Vaak komt de Mariënburgkapel er in voor, en kijk ik omhoog waar ik de torenspits niet kan zien omdat de toren tot aan de hemel reikt. Soms voelt dat beangstigend, overweldigend. Maar dan besef ik dat ik als ik de kapel voorbij ben en naar beneden loop, ik in het centrum ben, in ‘de stad'.
Nu is de kapel ingesloten door nieuwe gebouwen, een totaal andere aanblik. Maar toch, een oergezellig levendig plein, waar echt is getracht iets van de oude indrukwekkende stijl terug te brengen. Met veel kunst en cultuur.
Ik kom er nog steeds graag, in die oude Romeinse stad, de oudste stad van Nederland, Ulpia Noviomagus, waar ik zo trots op ben. Er liggen veel herinneringen die grotendeels begraven liggen onder steeds weer nieuwe herinneringen. Maar dat is niet erg. Soms komt er, door een trigger, zoals de herdenking van het bombardement 80 jaar geleden, weer wat bovendrijven. Ik was nog heel jong toen ik het bovenstaande beleefde, maar toch, het gevoel, vooral het gevoel, kwam weer terug, en verbaas ik me nu dat een kind van amper drie jaar zoveel voelt en begrijpen kan.
Emmen, 24 februari 2024