donderdag 9 augustus 2012

Uit het barre land

Het boek Uit het barre land van Aleida Leeuwenberg staat al zo'n 35 jaar in mijn boekenkast. Zo nu en dan pak ik het weer eens in mijn hand, om het bijvoorbeeld af te stoffen, maar meer nog om de herinnering aan het verhaal achter dit boek - waardoor juist dit boek tussen alle andere zo speciaal is voor mij - weer tot leven te roepen.

Uit het barre land bestaat uit een verzameling brieven, geschreven door Aleida zelf, gericht aan haar concubijn en huisvader Wobbe. Overigens werd het eerste deel van dit boek geschreven tijdens een moeizame en gevaarvolle tocht per schip door de binnenlanden van Frankrijk, toen man Wobbe nog wel aanwezig was. De twee kinderen Bolle een Ertje zijn dan vijf en één jaar oud. Man Wobbe vertrekt naar Nederland om met betaalde gasten te gaan varen, terwijl Aleida met haar twee kinderen achter blijft in Frankrijk in het gehucht Le Paradis. We schrijven het jaar 1972.

De zeer humoristische stijl van Aleida Leeuwenberg maak het lezen van deze brieven tot een plezierige aangelegenheid. Vaak heb ik scènes herlezen om dan, evenals de eerste keer, weer uitbundig te schateren. Een voorbeeld:

Democratie hoor, je reinste Democratie heerst hier, en Ertje krijgt inspraak. Dat gaat zo:
'Ertje, jij mag kiezen wat we gaan spelen. Wat wil je, boot of vliegtuig?' (zei Bolle)
'Fiegtuig.'
'HèèHèèHèè Wat wil je, rottig vliegtuig spelen of heel leuk boot?'
'Fiegtuig.'
'Bij vliegtuig spelen hoort slaan en schoppen en neerstorten hoor, nou wat wil je, leuk boot of slaan en schoppen en knijpen in een vliegtuig?'
'Fiegtuig.'
'Nou goed dan. We doen vliegtuig. Stap maar in. Ik was de piloot. Vrrrrrrrrrrm Iiiiiiiiiii. BOEM. Het vliegtuig stortte neer. Het kwam in het water. Kijkis, het drijft! Nu is het een boot. We varen!'

We schrijven het jaar 1977.

Ik woonde met man en kinderen in een klein dorp ergens in Nederland. De kinderen waren toen zeven en tien jaar oud. Mijn man werkte als jeugd- en jongerenwerker. En in één van die dagen geschiede het dat hij met een aantal jongeren een boottocht ging maken op een oude tjalk met een echte schipper en zijn vrouw aan boord. Ze zouden drie dagen verblijven op het schip, waar ze het dagelijkse comfort van bad, douche en toilet zouden moeten missen. Uitbundig beschreef mijn man later hoe heerlijk primitief alles was geweest, maar meer nog, hoe ze zich kranig hadden geweerd, de jongeren, als de nood het hoogst was. Het leek bij tijd en wijle wel een verhaal uit Uit het barre land.

Met de schippersvrouw had mijn man een prettig contact, zodanig dat er later, mede door zijn wel erg enthousiaste verhalen over haar, zich een lichte jaloezie van mij meester maakte. (een heel lichte maar hoor).

Hij besprak met haar bijvoorbeeld hoe wij elk jaar weer onze vakantie doorbrachten in Frankrijk, altijd op dezelfde plaats aan de de rivier de Ardeche. Dit jaar wilden we eigenlijk het liefst een keer gewoon in Nederland blijven, maar we hadden nog geen keuze gemaakt waar we zouden willen verblijven. Toen bood de aardige schippersvrouw mijn man haar huis in Makkum aan, waar zij voorlopig toch niet zou wonen omdat zij de hele zomer op het schip zou blijven werken. Het kwam haar goed uit dat het huis af en toe bewoond werd en wij hadden een vakantieadres. En zo geschiede.

Op een mooie warme zomerdag reden we met onze twee kinderen naar het romantische Makkum. Het huisje lag, zoals zoveel huizen in Makkum, aan het water. Vele bruggetjes maakten het mogelijk om naar de overkant van het water te lopen om bijvoorbeeld je overburen te bezoeken. We traden binnen, en toen begon de droom. Het was alsof ik in het binnenste van een schip stapte. Het rook er naar de machinekamer van een schip, of wat ik me zo voorstel hoe een machinekamer van een schip ruikt. De geur van net afgekoelde hete olie? Ook was het alsof ik, door de beschrijvingen in het boek Uit het barre land over het interieur van het schip, in het boek zelf was terechtgekomen.

Het piepkleine halletje hing vol met reddingsboeien, scheepstouwen en zelfs een heus anker. De huiskamer was gemeubileerd met een bank, gemaakt van houten kratten, overlapt met een soort van grand foulard oftewel een oud gordijn. Een kleine tafel ernaast en wat franse stoeltjes completeerden het interieur wat betreft het zitcomfort. Aan de muur hing een schilderij, een aquarel van een tjalk in zware storm. Dwars door de kamer was een lijn gespannen, waaraan een erg stijve spijkerbroek te drogen hing.

Indrukwekkend was de langste muur die geheel bestond uit planken met boeken, veel boeken.

Ze zeggen wel eens: laat mij uw boekenkast zien en ik zal zeggen wie u bent, en ik was benieuwd naar de schippersvrouw, die de bezitster was van deze lange rij leesvoer.

Zo ontdekte ik tussen alle andere, voor mij heel interessante boeken, waar ik vast van plan was, om ze tijdens ons korte verblijf hier er zeker één te lezen, tot mijn grote verrassing ook het boek Uit het barre land. Maar eigenlijk was het toch ook niet zo verwonderlijk dat het boek hier werd aangetroffen. Er waren immers grote overeenkomsten met de hoofdpersoon van het boek en de schippersvrouw die het boek had aangeschaft. Het zal haar om deze reden vast hebben aangesproken.

Een paar dagen later nam mijn man het boek ook eens ter hand en bekeek op de achterflap de foto van de schrijfster Aleida Leeuwenberg. Daarna bekeek hij mij en zei: dat is ze, de schippersvrouw, de vrouw van de schipper waar ik deze zomer mee heb gevaren op die primitieve tjalk!

Ik was dus - mijn gevoel was terecht - bijna letterlijk, in het boek terechtgekomen! Bovendien bleek het gezegde laat mij uw boekenkast zien en ik zal zeggen wie u bent op letterlijke waarheid te berusten...

Een dag later kwam één van de zonen van de vrouw des huizes oftewel Aleida Leeuwenberg, 'schoon goed' halen. Hij logeerde bij een vriendje. Hij trok de droge stijve spijkerbroek van de lijn en verdween binnen een kwartier, na een korte groet en een zwaai weer van het toneel.

Dat moet Bolle zijn geweest.